Echogeleide intralymfatische immunotherapie bij canine atopische dermatitis: een retrospectieve studie van 109 gevallen

Share DermaVet Insights ;-)

Caniene atopische dermatitis (CAD) vormt een grote therapeutische uitdaging in de veterinaire dermatologie en vereist vaak langdurig beheer. Intralyfatische immunotherapie (ITIL) is geleidelijk aan naar voren gekomen als een veelbelovend alternatief voor conventionele behandelingen, met bemoedigende resultaten zowel in humane als veterinaire geneeskunde.

Deze innovatieve techniek is gebaseerd op de directe injectie van allergenen in de lymfeklieren, wat een snellere en effectievere desensibilisatie mogelijk maakt dan met klassieke subcutane immunotherapie.

Echogeleide intralymfatische immunotherapie bij canine atopische dermatitis: een retrospectieve studie van 109 gevallen

Ernstige atopische dermatitis bij een Sharpei

De precisie van de injectie is een cruciale parameter voor het succes van de behandeling, vooral vanwege de gebruikte doses allergenen, die ongeveer 100 keer lager zijn dan die van de subcutane immunotherapie. Aanvankelijk uitsluitend uitgevoerd onder echografische begeleiding, wordt ITIL nu vaak uitsluitend op de tast uitgevoerd in talrijke dierenklinieken. Deze evolutie van praktijkgerichte technieken roept terechte vragen op over de mogelijke impact van de injectiemethode op de therapeutische effectiviteit.

Materialen en Methoden

Onderzoekspopulatie

Deze retrospectieve studie betrof een substantiële cohort van 109 honden met caniene atopische dermatitis, behandeld met ITIL tussen 2014 en 2022. De diagnose van atopische dermatitis was gebaseerd op strikt gevalideerde klinische criteria, met een systematische uitsluiting van een voedselallergie vooraf. Alleen honden met een niet-seizoensgebonden jeuk werden in de studie opgenomen om de homogeniteit van de onderzochte populatie en de betrouwbaarheid van de resultaten te waarborgen.

Therapeutisch protocol

Het immunotherapieprotocol was gestandaardiseerd voor alle patiënten. De gebruikte allergene oplossingen, geleverd door een gespecialiseerd laboratorium (Heska AG, Fribourg, Zwitserland), bevatten maximaal zeven waterige allergenen, met gemiddeld drie allergenen per bereiding. De selectie van de allergenen was gepersonaliseerd voor elke patiënt, gebaseerd op het specifieke sensibilisatieprofiel en de gedetailleerde klinische geschiedenis. De uiteindelijke bereiding bestond uit een gelijke mengeling van allergene oplossing en aluminiumhydroxide (Alhydrogel 2%, InvivoGen), met toediening van 0,2 mL elke vier weken in een popliteale lymfeklier.

Injectiemethode en evaluatie

In deze studie werden twee injectietechnieken vergeleken: echografie-geleide injectie (U-ITIL) uitgevoerd door een gecertificeerde radioloog, en palpatie-injectie (P-ITIL) uitgevoerd door een gecertificeerde dermatoloog. De patiënten kregen drie tot zes injecties, volgens een gestandaardiseerd protocol.

De evaluatie van de therapeutische effectiviteit was gebaseerd op een diepgaande vergelijkende analyse van de klinische toestand en de behoefte aan symptomatische behandelingen tussen het begin en het einde van het injectieprotocol. Een geval werd als responder beschouwd wanneer aan twee essentiële criteria gelijktijdig werd voldaan: de mogelijkheid om symptomatische behandelingen (oclacitinib, topische of systemische glucocorticoïden) te verminderen en de constatering van een significante klinische verbetering, gezamenlijk gevalideerd door de eigenaar en de behandelende dierenarts.

Resultaten

Demografische kenmerken

De onderzochte populatie kende een grote raciale diversiteit, wat de klinische werkelijkheid van atopische dermatitis bij honden weerspiegelt. Franse Bulldogs waren de meest voorkomende ras met vijftien individuen, gevolgd door kruising honden (twaalf individuen), West Highland White Terriërs (negen individuen) en Labrador Retrievers (zeven individuen). De gemiddelde leeftijd van de patiënten was 3,5 jaar, met een spreiding van 1 tot 10 jaar. De geslachtsverdeling was in evenwicht, met negenenvijftig mannetjes en vijftig vrouwtjes.

Vergelijkende analyse van injectietechnieken

De resultaten toonden een significante verschil in effectiviteit tussen de twee injectietechnieken. In de U-ITIL-groep, bestaande uit 84 honden, was het percentage positieve respons 60,7% (51 gevallen), terwijl in de P-ITIL-groep, bestaande uit 25 honden, slechts 28% van de patiënten (7 gevallen) een bevredigende verbetering vertoonde. Dit verschil bleek statistisch significant te zijn (p=0,005), wat het potentieel belang van echogeleiding bij het succes van de behandeling onderstreept.

Diepgaande statistische analyse onthulde geen significante invloed van andere potentieel verwarrende factoren. Het aantal injecties (p=0,08), het gewicht van de dieren (p=0,36), en het ras van de patiënten (p>0,25 voor de meest vertegenwoordigde rassen) toonden geen significante impact op het responspercentage van de behandeling.

Discussie

Deze studie benadrukt het cruciale belang van injectienauwkeurigheid in de effectiviteit van intralymfatische immunotherapie. Het beduidend hogere responspercentage verkregen met echogeleide injecties suggereert dat de technische kwaliteit van de injectie een bepalende factor is voor therapeutisch succes.

Niettemin moeten verschillende methodologische beperkingen in overweging worden genomen bij de interpretatie van deze resultaten. De retrospectieve aard van de studie en het ontbreken van gestandaardiseerde objectieve klinische scores zoals CADESI of PVAS zijn mogelijke biases. De numerieke ongelijkheid tussen de groepen (84 tegen 25 patiënten) zou ook de statistische interpretatie kunnen beïnvloeden, hoewel de waargenomen significantie op een daadwerkelijk verschil in effectiviteit lijkt te wijzen. Verder staat de relatief korte follow-up periode een beoordeling van de langetermijnpersistentie van de waargenomen therapeutische effecten niet toe.

Conclusie

De resultaten van deze retrospectieve studie suggereren sterk dat echogeleide injecties de effectiviteit van intralymfatische immunotherapie bij de behandeling van atopische dermatitis bij honden verbetert. Deze bevinding benadrukt het belang van technische precisie bij de toediening van de behandeling en roept vragen op over de geschiktheid van een overmatige vereenvoudiging van de injectieprotocollen. Desalniettemin vereisen deze voorlopige gegevens bevestiging door gecontroleerde prospectieve studies, die ook de impact van bijkomende factoren zoals ervaring van de arts of de optimale behandelduur zullen beoordelen.

FAQ

  1. Waarom kiezen voor intralymfatische immunotherapie boven klassieke subcutane immunotherapie? ITIL biedt een snellere desensibilisatie met aanzienlijk verminderd allergenengedoses, wat potentieel een beter voordeel-risicoverhouding en een geoptimaliseerde therapietrouw biedt.
  2. Is echogeleiding systematisch noodzakelijk voor alle patiënten? De resultaten van deze studie suggereren een significant voordeel van echogeleiding, maar aanvullende studies zijn nodig om mogelijke subgroepen van patiënten te identificeren waarvoor palpatie voldoende kan zijn.
  3. Beïnvloedt de injectietechniek de benodigde duur van de behandeling? Deze specifieke vraag is niet direct onderzocht in deze studie en zou een aparte studie verdienen, met name om de potentiële impact van de nauwkeurigheid van de injectie op de snelheid van de therapeutische respons te evalueren.
  4. Kan de ervaring van de behandelaar het ontbreken van echografische begeleiding compenseren? Deze variabele is niet specifiek geëvalueerd in deze studie maar zou onderwerp kunnen zijn van toekomstig onderzoek, met name relevant voor het optimaliseren van de opleiding van behandelaars.
  5. Zijn er selectiescriteria voor patiënten die de resultaten van ITIL kunnen optimaliseren? Deze studie heeft geen duidelijke voorspellende factoren voor de respons op de behandeling geïdentificeerd, wat suggereert dat de injectietechniek de belangrijkste parameter blijft die de therapeutische effectiviteit bepaalt.

Fischer NM, Favrot C, Martini F, Rostaher A. Intralymfatische immunotherapie met echogeleiding lijkt geassocieerd te zijn met een verbeterd klinisch effect bij canine atopische dermatitis—een retrospectieve studie van 109 gevallen. Animals (Basel). 2024 Okt 11;14(20):2921. doi: 10.3390/ani14202921.

Share DermaVet Insights ;-)

Geef een reactie

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Scroll naar boven