De dermatosen van het nasale planum bij honden

Share DermaVet Insights ;-)

Het nasale planum van de hond, een onbehaarde en klierloze structuur, is vatbaar voor een verscheidenheid aan dermatologische aandoeningen. Deze dermatosen delen vaak vergelijkbare klinische kenmerken, waardoor de diagnose een uitdaging vormt voor de dierenarts.

Dit artikel heeft als doel de meest voorkomende dermatosen van het nasale planum bij honden te beschrijven, waarbij de klinische, diagnostische en histopathologische kenmerken worden onderzocht, terwijl de pathofysiologie wordt besproken wanneer deze is vastgesteld. De behandeling van deze aandoeningen wordt niet behandeld in deze review.

Classificatie van Dermatosen van het Nasale Planum

Dermatosen die het nasale planum aantasten, kunnen worden geclassificeerd op basis van het type laesie: korstige en ulceratieve, depigmenterende, nodulaire en hyperkeratotische, wetende dat een dermatosis zich kan manifesteren door meerdere soorten uitingen. Een andere classificatie is mogelijk op basis van het onderliggende pathologische proces: infectieus, allergisch, immunogemediëerd, neoplastisch en divers/erfelijk. Deze benadering vergemakkelijkt de differentiële diagnose.

Korstige en Ulceratieve Dermatosen

Pemphigus Foliaceus (PF)

Pemphigus foliacé is de meest voorkomende immunogemediëerde dermatosis bij de hond. Het wordt gekenmerkt door een aanval en vernietiging van de desmosomen (intercellulaire bruggen) in de subcorneale lagen tussen de keratinocyten, waarbij IgG auto-antilichamen betrokken zijn die zich richten op desmocollin-1. Hoewel vaak idiopathisch, kan het worden uitgelokt door medicijnen of neoplasieën. De laesies manifesteren zich in grote puisten die evolueren naar erosies bedekt met dikke serocellulaire korsten. De vaak aangedane locaties zijn het nasale planum, de voetzoolkussens, de oorschelpen en de behaarde huid van het gezicht en de romp. De diagnose is gebaseerd op een huidbiopsie, bij voorkeur van een intacte puist. Histopathologisch onderzoek zal grote puisten en korsten met neutrofielen en een variabel aantal eosinofielen onthullen, samen met acantholytische keratinocyten. De epidermis is hyperplastisch en sponsachtig.

Pemphigus Vulgaris (PV)

Pemphigus vulgaris is een zeldzame auto-immuunziekte die zich richt op de desmosomen in de diepere delen van de epidermis, specifiek desmogleine-3. Het begin is meestal plotseling, met zweren van de slijmvliezen en mucocutane overgangszones. In tegenstelling tot PF is PV voornamelijk een mucosale ziekte die ook de mucocutane overgangszones en, zelden, de behaarde huid kan aantasten. De belangrijkste laesie is een blaasje of blaar die snel naar zweren evolueert. De diagnose vereist een huid- of slijmvliesbiopsie van een intact blaasje of, bij gebrek daaraan, van de randen van een recente zweer. Histopathologisch zal het een suprabasale klieving en acantholyse met pustule- of blaasjevorming tonen.

Muceuze Pemfigoïd (MMP)

Muceuze pemfigoïd is de meest voorkomende subepidermale auto-immuunblaarziekte bij de hond. Het resulteert uit auto-antilichamen die zich richten op componenten van de basaalmembraan, waaronder collageen XVII, BP230 en/of laminine 332. De laesies, symmetrisch, bestaan uit fragiele blaren en vesikels die snel evolueren naar erosies en zweren. De diagnose is gebaseerd op een biopsie, die een subepidermale klieving boven de lamina densa onthult.

Eosinofiele Furunculose

Eosinofiele gezichtsfurunculose is een acute aandoening die voornamelijk grote jonge honden treft. Het wordt gekenmerkt door erythemateuze papels of noduli die snel evolueren naar erosies en zweren met hemorragische korsten. De laesies bevinden zich op de dorsale snuit en bereiken soms de grenzen van het nasale planum zonder deze te penetreren. Cytologie en histopathologie bevestigen de diagnose, die is gebaseerd op een belangrijke dermale infiltratie van eosinofielen rond de adnexale eenheden.

Discoïde Lupus Erythematosus (DLE)

Er zijn verschillende vormen van cutane lupus erythematosus (CLE), huidziekten met immunogemediërde eigenschappen die histopathologische kenmerken delen: een interfacedermatitis met lymfocytair overwicht. De gelokaliseerde/faciale DLE is voornamelijk beperkt tot het nasale planum, maar kan ook de neusgaten, lippen, periorbitale huid en oorschelpen aantasten. Het manifesteert zich meestal door nasale depigmentatie, verlies van het betegelde patroon en het ontstaan van korsten en ulceraties. Het is moeilijk om DLE te onderscheiden van andere aandoeningen zoals mucocutane pyodermie (PM); dit vereist een studie van klinische geschiedenis, laesietopografie en antibiotica-respons. Histologisch wordt DLE gekenmerkt door een interfacedermatitis met cytotoxisch lymfocytair overwicht.

Mucocutane Pyodermie (PM)

Mucocutane pyodermie is een bacteriële infectie van de mucocutane overgangszones, vaak gediagnosticeerd bij Duitse herders, maar niet exclusief voor hen. Het is moeilijk te onderscheiden van DLE of MMP. De laesies zijn symmetrisch en bestaan uit erytheem, korsten, barsten en zweren. Cytologie moet zoeken naar de aanwezigheid van kokken. De diagnose is gebaseerd op de reactie op antibioticatherapie. Histologisch wordt een oppervlakkige lymfocytenband en een hyperplastische en gevarieerde sponsachtige epidermis waargenomen.

Nasale Arteriopathie

Nasale arteritis verwijst naar een vasculopathie waarbij de slagaders en arteriolen door het immuunsysteem lijken te worden aangevallen. Twee onderscheidende klinische entiteiten zijn beschreven: dermale philtrum nasale arteritis (DPNA) en rostrolaterale alaire nasale arteriopathie (RANA) bij Duitse herders. DPNA veroorzaakt een goed afgebakende lineair ulcererende kloof op het nasale philtrum. RANA wordt gekenmerkt door verticale barsten aan een of beide dorsolaterale alae. Histologisch is het oppervlak secundair ulceratief ten gevolge van ischemie, en de onderliggende dermis bevat een perivasculaire infiltratie van ontstekingscellen. De diepe slagaders en arteriolen vertonen een vernauwing van het lumen.

Depigmenterende Dermatosen

Uveodermatologisch Syndroom

Dit is een zeldzame immunogemediëerde ziekte waarbij gepigmenteerde weefsels worden aangevallen. De aandoening wordt gekenmerkt door een snelle progressie van klinische symptomen, waaronder uveïtis en cutane depigmentatie. Het komt vooral voor bij Akita’s en andere arctische rassen. Depigmentatie is opvallend op de lippen, het nasale planum, de periorbitale huid en de mondslijmvliezen. Onbehandelde progressie leidt tot onomkeerbare blindheid. Histologisch wordt een oppervlakkige dermale infiltratie van macrofagen waargenomen die melanine-pigment bevatten, en een verlies van epidermale pigmentatie.

Cutan T-cel Lymfoom Epitheluicroop

In deze dermatosis dringen neoplastische T-lymfocyten de cutane en folliculaire epidermis binnen. Het komt vooral voor bij oudere honden, vooral bij Golden Retrievers. De laesies van het nasale planum bestaan uit depigmentatie, erytheem en ulceratie. Andere slijmvliezen en mucocutane overgangszones kunnen worden aangetast. Een huidbiopsie is noodzakelijk voor de diagnose. Histopathologie onthult een infiltratie van neoplastische T-cellen in de epidermis, die microaggregaten vormen.

De dermatosen van het nasale planum bij honden

Vitiligo

Vitiligo is een depigmentatiestoornis waarbij haren en huid geleidelijk wit worden door de vernietiging van melanocyten. Het kan bij alle rassen voorkomen en kan gelokaliseerde of veralgemeende depigmentatie veroorzaken. Histopathologie toont de afwezigheid van melaninepigment in de epidermis.

De dermatosen van het nasale planum bij honden

Nodulaire Dermatosen

Plaveiselcelcarcinoom

Plaveiselcelcarcinoom is een veelvoorkomende neoplasma van keratinocyten, vaak geassocieerd met chronische blootstelling aan de zon. Op het nasale planum kan het zich voordoen als een gegeneraliseerde of multifocale ulceratie, of als geërodeerde plaques of knobbels. Cytologisch onderzoek kan atypische epitheelcellen aan het licht brengen, maar histopathologie is essentieel voor de diagnose.

Hyperkeratotische Dermatosen

Zinc-Responsieve Dermatose

Dit is een keratinisatieziekte geassocieerd met een erfelijk (syndroom I) of verworven (syndroom II) zinkdeficiëntie. Syndroom I wordt vooral gezien bij arctische rassen, terwijl syndroom II voorkomt bij zeer jonge honden van alle rassen. Het wordt gekenmerkt door dikke hyperkeratotische korsten. Histologisch wordt het stratum corneum vergroot door een para-keratotische hyperkeratose.

Erfelijke Nasale Parakeratose van de Labrador Retriever

Erfelijke nasale parakeratose van de Labrador Retriever wordt gekenmerkt door een ophoping van dikke lagen gecondenseerde keratine op het dorsale nasale planum. De aandoening lijkt autosomaal recessief te zijn. Histologisch is er een diffuse para-keratotische hyperkeratose die het stratum corneum vergroot.

Nasodigitale Hyperkeratose

Het verwijst naar een hyperkeratose die zowel het nasale planum als de voetzoolkussens aantast. Het kan voorkomen bij jonge honden als een erfelijke aandoening of als een idiopathische leeftijdsgebonden verandering. De neus vertoont ruwe keratineophopingen, en de voetzoolkussens vertonen een varenachtige hyperkeratose. De diagnose is gebaseerd op het klinische uiterlijk, maar een biopsie kan worden overwogen.

Xeromycterĭe en Parasympathische Neus

Hyperkeratose kan ook het gevolg zijn van extreme droogheid van het nasale planum en de slijmvliezen (xeromycterĭe). Xeromycterĭe kan ontstaan door het verlies van parasympathische signalering van de aangezichtszenuw, wat ook leidt tot neurogene keratoconjunctivitis sicca. Histopathologie kan lijken op die van nasale hyperkeratose.

Conclusie

Dermatosen van het nasale planum van de hond hebben een verscheidenheid aan onderliggende oorzaken. Een categorisering op basis van type laesie, signalement en klinische kenmerken maakt het mogelijk de differentiële diagnoses te beperken. Cytologie moet worden uitgevoerd om te zoeken naar een bacteriële of schimmelinfectie. Biopsie is een krachtige diagnostische methode voor de meeste dermatosen van het nasale planum. Behandeling van eventuele infectie vóór biopsie en het verstrekken van volledige klinische informatie verhoogt de kans om een nauwkeurige diagnose te stellen.

Citron L, Brame B, Bradley C. Nasal Planum Dermatoses of the Dog: Clinical Presentations and Diagnostic Approach. Vet Clin Small Anim. 2024;54(6):1257-1278. https://doi.org/10.1016/j.cvsm.2024.11.011

Share DermaVet Insights ;-)

Geef een reactie

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Scroll naar boven