Alopecia van verdunde vachten (AVV), ook bekend als alopecia van kleurmutanten, is een caniene genodermatose die wordt gekenmerkt door een progressief haarverlies dat specifiek de gebieden met verdunde pigmentatie van de vacht aantast. We zijn verheugd u een uitgebreide samenvatting van de kennis over deze dermatose te presenteren.
1. Inleiding
Alopecia van verdunde vachten (AVV), ook bekend als alopecia van kleurmutanten, is een caniene genodermatose die wordt gekenmerkt door een progressief haarverlies dat specifiek de gebieden van de vacht met verdunde pigmentatie aantast. Hoewel het als relatief zeldzaam wordt beschouwd in de totale hondenpopulatie, is het de meest voorkomend gediagnostiseerde erfelijke dermatose bij honden. Herkenning en grondige kennis zijn fundamenteel voor de veterinaire dermatoloog. Ze maken het niet alleen mogelijk een zekere diagnose te stellen en deze te onderscheiden van andere alopecieïforme aandoeningen, maar bieden ook gedegen en nauwkeurige adviezen aan de betrokken eigenaren en fokkers. De ziekte manifesteert zich door een verslechtering van de kwaliteit van het vacht, evoluerend naar vaak uitgebreide kaalheid, en kan gepaard gaan met secundaire huidlaesies, waaronder bacteriële infecties.
De complexiteit van AVV ligt niet alleen in de klinische manifestaties, maar ook in de terminologie en de relaties met andere folliculaire dysplasieën. Historisch gezien zijn er verschillende termen gebruikt en de onderscheiding met zwarte-haardysplasie (ZHD) was onderwerp van discussie. ZHD, die selectief de zwarte haargebieden bij honden met een witte tekening beïnvloedt, vertoont belangrijke histopathologische overeenkomsten met AVV. Deze verwantschap suggereert een gemeenschappelijke pathogenetische basis, waarbij een primaire afwijking van de pigmentatie en folliculaire structuur centraal staat. Deze terminologische en classificerende nuance weerspiegelt de evolutie van kennis en benadrukt het belang van een rigoureuze diagnostische benadering voor deze genetisch bepaalde dermatologische aandoeningen.
2. Etiopathogenese van AVV
De etiopathogenese van alopecia van verdunde vachten is multifactorieel en omvat specifieke genetische basis, complexe pathofysiologische mechanismen op het niveau van de haarfollikel en de pigmentatie, evenals factoren die de klinische expressie ervan moduleren.
2.1. Genetische Basis: Het Gen MLPH en zijn Varianten
De genetische basis van AVV berust voornamelijk op mutaties binnen het melanofilingen (MLPH). Dit gen speelt een cruciale rol bij het coderen van een essentiële eiwit voor het transport en de distributie van melanosomen, de organellen die melanine bevatten, binnen de melanocyten en naar de omliggende keratinocyten. De kleurverdunde vacht, een fenotypische vereiste voor de ontwikkeling van AVV, is het directe gevolg van deze mutaties.
Verschillende recessieve allelvarianten (‘d’) van het gen MLPH zijn geïdentificeerd als verantwoordelijk voor dit verdunningsfenotype. De meest uitgebreid bestudeerde en meest frequent betrokken variant is een enkel nucleotide polymorfisme (SNP) gelegen op positie c.-22 ten opzichte van de startplaats van de translatie in exon 1 van het gen MLPH, bestaande uit een vervanging van guanine (G) door adenine (A) (c.-22G>A). Studies hebben een nauwe associatie bevestigd tussen deze SNP en het verdunde vachtfenotype bij veel hondenrassen. Naast deze belangrijkste variant (vaak aangeduid als d1), zijn er andere mutaties binnen het gen MLPH beschreven, waaronder de variant d2, een vervanging c.705G>C geïdentificeerd bij de Chow-Chow, en de variant d3, een insertie c.667_668insC gerapporteerd bij de Chihuahua. Voor een hond fenotypisch een verdunde vachtkleur te hebben, en dus vatbaar te zijn voor AVV, moet hij homozygoot zijn voor een van deze recessieve allelen (genotype d/d).
AVV wordt erkend als een ziekte met autosomaal recessieve overdracht. Deze overdrachtswijze impliceert dat beide ouders van een getroffen dier op zijn minst heterozygote dragers van het gemuteerde allel (D/d) moeten zijn of zelf getroffen moeten zijn (d/d).
2.2. Pathofysiologische Mechanismen
De mutaties van het gen MLPH induceren een cascade van cellulaire en weefselmatige gebeurtenissen die leiden tot de klinische manifestaties van AVV.
Verstoring van het transport en de aggregatie van melanosomen : De belangrijkste functionele consequentie van de mutaties in het MLPH is een defect in het transportmechanisme van melanosomen. Dit resulteert in een accumulatie en ongecontroleerde aggregatie van deze pigmentaire organellen, die grote insluitsels vormen die macromelanosomen worden genoemd, binnen de melanocyten van de epidermis en haarfollikels, evenals in de keratinocyten van de ontwikkelende haarschachten. Het variant d/d van MLPH is direct verantwoordelijk voor dit defect in de homogene dispersie van melanosomen, leidend tot hun aggregatie. De aanwezigheid van deze macromelanosomen vormt een kenmerkend histopathologisch en trichoscopisch kenmerk van AVV.
Folliculaire dysplasie en aantasting van de haarschachtstructuur : De intracellulaire accumulatie van deze macromelanosomen, gekoppeld aan een mogelijke cytotoxiciteit uitgeoefend door melanineprecursoren of door de abnormale melanosomen zelf op de matrixcellen van het haar, wordt beschouwd als een belangrijke factor in de ontwikkeling van folliculaire dysplasie. De haarfollikels worden dan structureel abnormaal, vertonen vervormingen, een progressieve atrofie en verstoringen van de haarcyclus. Tegelijkertijd wordt ook de structuur van de haarschachten aangetast. De wanordelijke integratie van macromelanosomen in de cortex en medulla van het haar verandert de biomechanische integriteit, waardoor het abnormaal breekbaar, breekbaar en vatbaar voor voortijdige breuken wordt. Deze haarschachtfragiliteit draagt direct bij aan de waargenomen kaalheid.
Keratinisatie-anomalieën : Keratinisatiestoornissen gaan vaak gepaard met AVV. Een hyperkeratose, met name op folliculair niveau, is een veel voorkomende waarneming die zich manifesteert door de vorming van keratinepluggen die de haarfollikelinfundibula verstoppen. Een overmatige desquamatie van het huidoppervlak (schubben) wordt ook vaak gerapporteerd. Deze keratinisatie-anomalieën dragen bij aan het droge en ruwe aspect van de huid en kunnen infectieuze complicaties bevorderen.
2.3. Genetische Complexiteit en Factoren die de Expressie Beïnvloeden
Een fundamenteel en verwarrend aspect van AVV is dat de aanwezigheid van een genotype MLPH d/d, hoewel noodzakelijk, niet systematisch voldoende is om het alopecische fenotype te induceren. In feite ontwikkelen niet alle honden die homozygoot recessief zijn voor de verdunningsvarianten AVV, of ze ontwikkelen het met variërende ernst en leeftijd van verschijnen. Dit fenomeen, bekend als onvolledige penetrantie, suggereert sterk de tussenkomst van andere genetische factoren (modifier-genen) of omgevingsfactoren in de klinische expressie van de ziekte. Bijvoorbeeld, genetische tests voor de varianten van het MLPH identificeren de verdunningsstatus van de vacht maar kunnen niet voorspellen of een hond met een verdunde kleur daadwerkelijk AVV zal ontwikkelen. De incidentie van AVV bij verdunde Dobermanns is zeer hoog, maar bereikt geen 100%, terwijl bij andere rassen zoals de Italiaanse Windhond, deze significant lager is ondanks de aanwezigheid van verdunde vachten. Nog opmerkelijker is dat sommige rassen zoals de Weimaraner of de Duitse Dogge, die verdunde vachten kunnen vertonen (en dus genotype d/d), slechts zelden, zo niet nooit, de klinische tekenen van AVV vertonen.
Het bestaan van modifier-genen is daarom een overheersende hypothese om deze inter- en intraraciale variabiliteit te verklaren. Genen zoals RAB27A et MYO5A, die coderen voor eiwitten die functioneel interageren met melanofiline binnen het transportcomplex van melanosomen, zijn logisch genoemd als potentiële kandidaten. Echter, hun directe en specifieke rol in de modulatie van de ernst van AVV bij d/d honden is nog niet formeel aangetoond door gerichte studies. Onderzoek heeft aangetoond dat het risico om AVV of ZHD te ontwikkelen ras-specifiek lijkt te zijn, wat het idee versterkt dat de totale genetische achtergrond van elk ras een bepalende modulerende rol speelt. De precieze identificatie van deze modifier-factoren, of ze nu genetisch of omgevingsgebonden zijn, blijft een actief en cruciaal onderzoeksgebied. De oudere hypothese van een ‘dl’-allel op het D-locus, recessief ten opzichte van ‘d’ en direct verantwoordelijk voor alopecia, wordt minder benadrukt in recente publicaties, die meer gericht zijn op de interactie tussen MLPH en verschillende modifier-genen.
Deze evolutie van begrip, van een strikt monogenisch naar een polygene of multifactoriële model, heeft aanzienlijke implicaties. Op het gebied van genetische counseling betekent dit dat een enkele MLPH test, hoewel informatief over de verdunningsstatus, niet voldoende is om met zekerheid het risico op het ontwikkelen van alopecia te voorspellen. Voor onderzoek benadrukt dit de noodzaak van globalere benaderingen, zoals genomische associatiestudies (GWAS) of het volledig genoomsequencen van cohorten van getroffen en niet-getroffen d/d honden, om deze moeilijk te grijpen modifier-genen te identificeren. Uiteindelijk zou de karakterisering van deze factoren niet alleen de prognose kunnen verfijnen, maar ook de weg kunnen openen naar nieuwe preventieve of therapeutische strategieën, mocht blijken dat deze modulatoren toegankelijke doelen zijn. De identificatie van deze elementen zou kunnen verklaren waarom sommige lijnen of rassen kwetsbaarder zijn dan anderen, zelfs met hetzelfde MLPH d/d genotype delen.
3. Epidemiologische Aspecten
De studie van de verspreiding en determinanten van AVV binnen de hondenpopulaties biedt waardevolle informatie voor de herkenning en beheer ervan.
3.1. Prevalentie en Incidentie
Alopecia van verdunde vachten wordt over het algemeen beschouwd als een relatief zeldzame aandoening als men naar de totale hondenpopulatie kijkt. Niettemin onderscheidt het zich, binnen de groep van genodermatosen, door een hogere diagnosefrequentie, waardoor het de meest voorkomend geïdentificeerde erfelijke huidaandoening bij honden is. Precieze epidemiologische gegevens met betrekking tot de prevalentie of incidentie op grote en diverse hondenpopulaties blijven beperkt. Echter, de wetenschappelijke literatuur, rijk aan individuele casestudies en klinische casussen, getuigt van zijn aanwezigheid bij een breed scala aan hondenrassen en in verschillende geografische regio’s wereldwijd.
3.2. Voorkeursrassen
Een sterke raciale predispositie is een opvallend epidemiologisch kenmerk van AVV. Het treft voornamelijk rassen waarbij verdunde vachtpigmentaties – zoals blauw (verdund zwart), fawn of isabella (verdund bruin/chocolade), of lila – niet alleen erkend worden door rasstandaarden maar soms actief worden gezocht door fokkers en eigenaren. De volgende tabel geeft een samenvatting van de informatie over de rassen die het vaakst worden gerapporteerd als gevoelig voor AVV.
Tabel 1: Gevoelige Rassen voor Alopecia van Verdunde Vachten (AVV) en Frequentie
Ras |
Betrokken Verdunde Kleuren |
Gerapporteerde Frequentie van AVV (indien beschikbaar) |
---|---|---|
Doberman Pinscher |
Blauw, Fawn (Isabella) |
Zeer hoog: 57.9% tot 93% bij de blauwe; 75% tot 89.5% bij de fawn. |
Teckel (Dachshund) |
Blauw, Isabella |
Vaak gerapporteerd. |
Yorkshire Terrier |
Blauw (op blauw en tan vacht) |
Vaak gerapporteerd, invloed op de blauwe delen van de vacht. |
Dwergpinscher |
Blauw, Fawn |
Gerapporteerd. |
Whippet |
Blauw, Fawn |
Vaak gerapporteerd. |
Italiaanse Windhond |
Blauw, Fawn |
Gerapporteerd; incidentie lijkt lager dan bij de Doberman ondanks de frequentie van verdunde vachten. |
Chow Chow |
Blauw |
Gerapporteerd. |
Weimaraner |
Muisgrijs (Isabella) |
Genetisch d/d, maar klinische AVV wordt zelden waargenomen, wat sterk wijst op beschermende modifier-genen. |
Duitse Dog |
Blauw |
Situatie vergelijkbaar met de Weimaraner; blauwe vachten bestaan, maar klinische AVV is zeldzaam. |
Labrador Retriever |
Steenkool (Blauw), Zilver (Lila) |
AVV wordt steeds meer erkend bij deze niet-standaard verdunningskleuren. |
Franse Bulldog |
Blauw |
AVV wordt gerapporteerd bij blauwe individuen. |
American Staffordshire Terrier |
Blauw |
Erkende predispositie. |
Andere rassen |
Diverse verdunde kleuren |
Standaardpoedel (blauw), Ierse Setter (fawn), Saluki, Berner Sennenhond, Chihuahua, Shetland Sheepdog, Boston Terrier, Newfoundlander, Schipperke, Beauceron, Duitse Herder, Gasconne Blauwhond. |
Kruising honden |
Verdunde vachten van diverse oorsprong |
AVV is niet exclusief voor rashonden en is gediagnosticeerd bij kruising honden met verdunde vachten. |
Deze lijst is niet uitputtend, maar het illustreert de brede verspreiding van de predispositie voor AVV onder hondenrassen. De variabiliteit van de klinische expressie, zelfs binnen de gepredisponeerde rassen en voor hetzelfde genotype MLPH d/d (zoals bij de Weimaraner), is een zwaarwegend argument voor de invloed van genetische modifier-factoren of slecht gekarakteriseerde omgevingsfactoren.
Ernstige alopecia van verdunde vachten bij een Yorkshire
3.3. Invloed van Leeftijd en Geslacht
De leeftijd van het begin van de eerste klinische tekenen van AVV is variabel maar ligt meestal binnen een venster van 4 maanden tot 3 jaar. Gevallen zijn gerapporteerd met symptomen aan het begin op de leeftijd van 3 maanden, en zelden bij oudere dieren, een geval is beschreven bij een hond van 10 jaar. Deze brede leeftijdsplanning van het begin, zelfs binnen hetzelfde ras, kan een weerspiegeling zijn van de heterogeniteit van de modifier-factoren die de expressie van de ziekte beïnvloeden, of van de interactie met nog on geïdentificeerde omgevingsfactoren. Als de pathogenese uitsluitend door het MLPH d/d genotype bepaald zou worden, zou men een nauwer venster van optreden verwachten, tenzij de genexpressie intrinsiek variabele ontwikkelingsregulatie zou ondergaan. Deze temporele variabiliteit suggereert, net als de onvolledige penetrantie, een etiologische complexiteit waar genetische, epigenetische of omgevingsfactoren (zoals folliculaire stress door verzorging, voeding of algemene hormonale toestand) kunnen interageren met de primaire genetische predispositie om het tijdstip van klinische manifestatie te moduleren.
Met betrekking tot de invloed van geslacht rapporteren de meeste studies en klinische observaties geen significante seksuele predispositie voor AVV. Mannen en vrouwen lijken met een vergelijkbare frequentie getroffen te zijn, wat in overeenstemming is met het autosomaal recessieve overdrachtsmodel van de ziekte, onafhankelijk van de geslachtschromosomen.
4. Klinische Manifestaties
De klinische manifestaties van alopecia van verdunde vachten zijn progressief en kenmerken zich door de kwaliteit en dichtheid van de vacht en de integriteit van de onderliggende huid te beïnvloeden.
4.1. Leeftijd van Verschijning en Evolutie
Typisch worden puppy’s die AVV zullen ontwikkelen, geboren met een ogenschijnlijk normale vacht in de verdunde kleurgebieden. De eerste tekenen van de ziekte manifesteren zich sluipend en geleidelijk, meestal tussen 4 maanden en 3 jaar, hoewel zoals eerder vermeld variaties bestaan. De kaalheid wordt gekenmerkt door een langzame progressie, die vaak over meerdere maanden tot jaren uitbreidt. Het kan evolueren tot een bijna volledig verlies van haar op de gebieden van de romp met de verdunde pigmentatie.
4.2. Beschrijving van Pilair en Cutaan Letsel
Kwaliteit van de vacht : De eerste klinische indicator is vaak een verandering in de kwaliteit van de vacht in de verdunde kleurgebieden. Het haar verliest glans, wordt dof, droog en bros. De aangetaste haren kunnen een “mijtachtig” uiterlijk vertonen of een diffuse zeldzaamheid, leidend tot hypotrichose. De resterende haarschachten zijn vaak ruw bij aanraking en breken gemakkelijk onder minimale belasting zoals wrijving of borstelen.
Alopecia : De beginhypotrichose evolueert onverbiddelijk naar een meer uitgesproken kaalheid, waarvan de omvang en symmetrie kunnen variëren. De eerste getroffen plaatsen zijn klassiek gelokaliseerd op de romp, met name langs de ruglijn. De kaalheid kan zich vervolgens uitbreiden naar de flanken en de buikstreek. Typisch worden het hoofd, de ledematen en de staart vaak gespaard of worden ze pas later in de ziekte aangetast. Een pathognomonisch teken in de aanwezigheid van een verdunde vacht is de strikte besparing van de niet-verdunde kleurgebieden. Bijvoorbeeld, bij een Doberman Pinscher met een blauw en tan vacht, zullen de tan-markeringen niet worden aangetast door alopecia.
Primaire en secundaire huidlaesies : Naast haarverlies kunnen verschillende huidletsels worden waargenomen:
- Folliculaire papels en pustels worden vaak aangetroffen. Deze kunnen zich ontwikkelen tot comedonen (mee-eters) als gevolg van de obstructie van de haarfollikels.
- Een schilfering, die zich presenteert als fijne schubben (pityriasiform) of grotere schilfers (furfuraceous), is een veelvoorkomende manifestatie, getuigend van keratinisatiestoornissen.
- Secundaire bacteriële pyodermie is een zeer voorkomende en klinisch significante complicatie. Dit manifesteert zich meestal als folliculitis of furunculose, meestal veroorzaakt door de proliferatie van Staphylococcus pseudintermedius. Deze bacteriële superinfectie is vaak de primaire oorzaak van jeuk bij honden met AVV.
- Hypomelanische macules, dat wil zeggen zones van de huid die een depigmentatie vertonen, kunnen zich ontwikkelen, met name op het ventrale deel van de buik.
- Jeuk (pruritus) is typisch afwezig of minimaal bij afwezigheid van infectieuze complicaties. Wanneer het aanwezig is, is het vrijwel altijd te wijten aan secundaire bacteriële pyodermie.
Gevlekt uiterlijk van alopecia van verdunde vachten bij een Doberman
De volgorde van de verschijning van deze laesies is een belangrijk element voor de diagnostische oriëntatie. De beginveranderingen in de kwaliteit van de vacht, gevolgd door progressieve hypotrichose en dan alopecia, gaan doorgaans vooraf aan de ontwikkeling van huidcomplicaties zoals pyodermie. Deze chronologie, gekoppeld aan de kenmerkende distributie van de laesies (voornamelijk romp aangetast, uitsparing van niet-verdunde zones), is zeer indicatief voor ARD bij een hond met een verdunde vachtpigmentatie. Dit helpt om ARD te onderscheiden van andere dermatologische aandoeningen waarvan het begin acuter zou zijn of waarvan de ontstekingsverschijnselen primair zouden zijn.
5. Diagnostische Aanpak
De diagnose van alopecia van verdunde vachten is gebaseerd op een methodische benadering die de anamnesegegevens, klinische symptomen en de resultaten van specifieke aanvullende onderzoeken, zoals de trichogram en histopathologisch onderzoek van huidbiopsieën, integreert.
5.1. Anamnese en Klinisch Onderzoek
Een gedetailleerde anamnese is de eerste cruciale stap. Deze moet zich richten op het verkrijgen van specifieke informatie over het ras van de hond, de kleur van de vacht (en de bevestiging van de aanwezigheid van een pigmentverdunning), de exacte leeftijd van het begin van de eerste dermatologische symptomen, de aard en chronologie van de ontwikkeling van de laesies, evenals eventuele familiegeschiedenis (aanwezigheid van andere getroffen honden in dezelfde lijn of nest). Eerdere behandelingen en de waargenomen reactie moeten ook worden gedocumenteerd.
Het algemene en dermatologische klinische onderzoek moet volledig zijn. Het zal de aanwezigheid van een verdunde vacht bevestigen (blauw, fawn, isabella, enz.) en zal de aard, distributie en ernst van de alopetische laesies, evenals de eventuele aanwezigheid van primaire of secundaire huidlaesies (papels, pustels, comedonen, schilfers, erytheem, korsten, hypomelanotische macules), overeenkomstig de beschrijvingen in de vorige sectie, nauwkeurig karakteriseren. Het beoordelen van de omvang van de alopecia en het zoeken naar tekenen van secundaire pyodermie zijn bijzonder belangrijk.
5.2. De Rol van het Trichogram
Microscopisch onderzoek van de haren (trichogram) is een niet-invasief diagnostisch hulpmiddel, eenvoudig uit te voeren, snel en van grote informatieve waarde bij de verdenking van ARD. Haren worden met zachte trekkracht verwijderd uit de alopetische of perifere zone van de laesies, tussen een objectglaasje en een dekglaasje in mineraalolie of lactofenol geplaatst, en onder een optische microscoop onderzocht.
Typische waarnemingen bij ARD zijn onder meer:
- De aanwezigheid van talrijke en volumineuze melanine-aggregaten, of macromelanosomen, van onregelmatige vorm en grootte, op chaotische wijze verspreid binnen de cortex en medulla van de haarassen. Deze macromelanosomen zijn de microscopische signatuur van de pigmentdistributie-anomalie.
- Deze pigmentophopingen kunnen een significante vervorming van de structuur van de haaras veroorzaken, waardoor deze onregelmatig wordt en zwakke punten ontstaan die leiden tot transversale of schuine breuken van de haar.
- Andere structurele afwijkingen van de haren kunnen worden gevisualiseerd, zoals vervormde, gedraaide haarstaven met abnormale hoeken, of een beschadigde of op sommige plaatsen ontbrekende cuticula, met name op de plaatsen van concentratie van de macromelanosomen.
5.3. Huidbiopsie en Belangrijke Histopathologische Kenmerken
De huidbiopsie, gevolgd door een histopathologisch onderzoek door een ervaren veterinair patholoog, is vaak het onderzoek van keuze om de diagnose ARD te bevestigen, vooral in atypische gevallen of om andere dermatosen uit te sluiten. Het wordt aanbevolen om meerdere biopsieën (punch van 6 of 8 mm) te nemen op representatieve gebieden van de alopecia, indien mogelijk inclusief primaire laesies zoals folliculaire papels, evenals een gebied van schijnbaar gezonde huid voor vergelijkingsdoeleinden.
De histopathologische kenmerken die als typisch en diagnostisch voor ARD worden beschouwd, zijn samengevat in Tabel 2.
Tabel 2: Belangrijkste Histopathologische Kenmerken van Alopecia van Verdunde Vachten (ARD)
Histopathologisch Kenmerk |
Voorkeurslokalisatie |
Gedetailleerde Beschrijving |
Diagnostisch Belang |
---|---|---|---|
Melanine-aggregaten (Macromelanosomen) |
Epidermis (basale laag), Folliculair epitheel (beschermende omhulsels, matrix), Haarassen, Dermis (melanofagen) |
Grote korrelige of blokvormige melaninepigmenten, van onregelmatige vorm en grootte, vaak massief. |
Zeer hoog; bijna pathognomonisch teken in een compatibele klinische context. |
Folliculaire Hyperkeratose |
Infundibulum van de haarfollikels |
Verdikking van de hoornlaag binnen de follikel, leidend tot de vorming van lamellaire keratinepluggen die de follikelopening verwijden. |
Hoog; draagt bij aan comedonen en folliculitis. |
Folliculaire Dysplasie |
Haarfollikels (gehele structuur) |
Follikels van onregelmatige vorm, gedraaid, verwrongen, soms atrofisch, cystisch of met een “heksenvoet”-uiterlijk. Veel follikels in de telogene fase. |
Hoog; weerspiegelt de abnormale ontwikkeling en functie van de follikel. |
Pigmentincontinentie / Dermale Melanofagen |
Dermis (voornamelijk perifolliculair en peribulbair) |
Aanwezigheid van vrij melaninepigment in de dermis en/of van macrofagen (melanofagen) die dit pigment hebben gefagocyteerd, na vrijgave door beschadigde epidermale of folliculaire cellen. |
Matig tot hoog; duidt op een pigmentverschuiving. |
Epidermale Hyperkeratose |
Interfolliculaire epidermis |
Verdikking van de hoornlaag van de epidermis, vaak van orthokeratotisch type. |
Matig; draagt bij aan een schilferig uiterlijk van de huid. |
Folliculaire Atrofie |
Haarfollikels |
Vermindering van de grootte van de haarfollikels, vooral in de gevorderde stadia. |
Matig; gevolg van chronische dysplasie. |
Ontstekingsinfiltraat |
Folliculair, Perifolliculair, Dermis |
Bij afwezigheid van secundaire infectie is het infiltraat meestal minimaal tot licht, lymfoplasmacytair. Bij secundaire pyodermie zal een neutrofiel (etterig) of pyogranulomateus infiltraat (bij furunculose) worden waargenomen. |
Variabel; afhankelijk van de aanwezigheid van complicaties. |
De combinatie van deze laesies, met name de aanwezigheid van macromelanosomen in een context van folliculaire dysplasie en hyperkeratose bij een hond met een verdunde vacht, is sterk suggestief voor de diagnose ARD.
5.4. Differentiële Diagnose
Het is essentieel om ARD te onderscheiden van andere dermatologische aandoeningen bij honden die zich kunnen manifesteren door alopecia, of deze nu lokaal of gegeneraliseerd is. Tabel 3 presenteert de belangrijkste differentiaaldiagnoses en de criteria om deze te onderscheiden van ARD.
Tabel 3: Differentiële Diagnose van Alopecia van Verdunde Vachten (ARD) en Onderscheidende Criteria
Aandoening |
Belangrijkste Klinische Symptomen (naast alopecia) |
Typische Trichogram-Resultaten |
Typische Histopathologie-Resultaten |
Specifieke Aanvullende Tests |
---|---|---|---|---|
Alopecia van Verdunde Vachten (ARD) |
Verdunde vacht, progressieve alopecia op romp, schilfers, folliculaire papels/pustels, frequente secundaire pyodermie, jeuk bij infectie. Uitsparing van niet-verdunde gebieden. |
Macromelanosomen, vervormde/gebroken haarstaven. |
Folliculaire hyperkeratose, macromelanosomen (epidermis, follikels, haren), folliculaire dysplasie, dermale melanofagen. |
Anamnese, kliniek, trichogram, biopsie. Genetische test MLPH (predispositie). |
Hypothyreoïdie |
Symmetrische, niet-jeukende alopecia (behalve bij pyodermie), doffe, droge vacht, verdikte huid (myxoedeem), lethargie, gewichtstoename. |
Haren voornamelijk in telogeen, geen macromelanosomen. |
Folliculaire atrofie, epidermale en folliculaire hyperkeratose, dermale mucinose. Afwezigheid van macromelanosomen. |
T4 totale dosis, TSH, vrij T4 (via evenwichts-dialyse). |
Hypercortisolisme (Syndroom van Cushing) |
Bilaterale symmetrische rompalopecia, dunne, atrofische huid, comedonen, cutane calcinosis, buikontspanning, polyurie-polydipsie. |
Haren voornamelijk in telogeen, geen macromelanosomen. |
Epidermale, dermische en folliculaire atrofie, folliculaire hyperkeratose, comedonen, calciumaanslag (calcinosis). Afwezigheid van macromelanosomen. |
Dexamethason suppressietest (lage dosis), ACTH-stimulatietest, cortisol/creatinine-urineratio. |
Folliculaire Dysplasie van Zwarte Haren (DFZN) |
Alopecia die alleen de zwarte haargebieden aantast bij honden met witte plukken. Vroege verschijning. |
Vergelijkbaar met ARD maar alleen op zwarte haren: macromelanosomen, structurele afwijkingen. |
Bijna identiek aan ARD: macromelanosomen in de zwarte gebieden, folliculaire dysplasie. |
Kliniek (distributie van laesies), trichogram, biopsie. |
Alopecia X (Folliculaire Dysplasie van Noordelijke Rassen) |
Symmetrische progressieve alopecia (romp, hals, dijen), huidhyperpigmentatie. Gevoelige rassen (Spitz, Husky, Malamute). |
Haren in “vlam” (catageen/telogeen), geen macromelanosomen. |
Folliculaire atrofie, infundibulaire hyperkeratose, trichilemmale keratinisatie. Afwezigheid van macromelanosomen. |
Uitsluiting van endocrinopathieën, biopsie. Soms respons op castratie of melatonine. |
Gegeneraliseerde Demodicose |
Multifocale tot gegeneraliseerde alopecia, erytheem, schilfers, comedonen, papels, pustels, variabele jeuk. |
Visualisatie van Demodex canis (volwassenen, larven, eieren). |
Suppuratieve of granulomateuze folliculitis/périfolliculitis met aanwezigheid van demodex in de follikels. |
Diepe huidafkrabsels, trichogram, (biopsie bij negatieve afkrabsels en sterke verdenking). |
Dermatofytose |
Ronde, schilferige, soms korstige alopetische laesies, variabele jeuk. Kan gegeneraliseerd zijn. |
Schimmelsporen en/of hyfen op of in de haarstaven (directe waarneming met KOH of lactofenol). |
Folliculitis/périfolliculitis, perivasculaire dermatitis. Visualisatie van schimmelelementen met speciale kleuringen (PAS, Grocott). |
Examen in Wood’s lamp (fluorescentie voor sommige stammen van Microsporum canis), schimmelkweek op Sabouraud- of DTM-medium. |
5.5. Genetische Tests
Moleculaire genetische tests zijn commercieel beschikbaar voor het identificeren van de verschillende varianten (allelen ‘d’, inclusief d1, d2, d3) van het gen MLPH die verantwoordelijk zijn voor de verdunning van de vachtkleur. Deze tests stellen vast of een hond de recessieve homozygote genotype (d/d) bezit dat nodig is om een verdunde vacht uit te drukken en daardoor genetisch vatbaar is voor ARD.
Het is echter cruciaal om te benadrukken dat, hoewel deze tests de verdunningsstatus van een dier bevestigen, ze niet met absolute zekerheid kunnen voorspellen of een hond met het genotype d/d daadwerkelijk de klinische symptomen van alopecia zal ontwikkelen. Deze beperking is direct gerelateerd aan het fenomeen van onvolledige penetrantie van ARD en de waarschijnlijke invloed van modificerende genen of omgevingsfactoren, zoals besproken in sectie 2.3.
Niettemin zijn deze genetische tests van aanzienlijk belang voor fokprogramma’s. Ze maken het mogelijk om heterozygote honden (D/d) te identificeren die een niet-verdunde vachtfenotype hebben (tenzij andere verdunningsgenen aanwezig zijn) maar die drager zijn van het ‘d’-allel en het kunnen doorgeven aan hun nakomelingen. Door het paren tussen twee dragers (D/d x D/d) of tussen een drager en een d/d-individu te vermijden, kunnen fokkers het risico op het produceren van d/d-pups die vatbaar zijn voor het ontwikkelen van ARD aanzienlijk verminderen, of zelfs elimineren.
De diagnostische aanpak van ARD is daarom een integratief proces dat niet kan vertrouwen op een enkele test. Het combineert een rigoureuze analyse van signalement en klinische tekenen, de resultaten van het trichogram en de bevindingen van het histopathologisch onderzoek. De genetische test voor het gen MLPH past in deze aanpak als een waardevol hulpmiddel om de genetische aanleg voor verdunning te bevestigen en fokadvies te geven. De diagnose van de klinische aandoening, dat wil zeggen de uiting van alopecia, blijft echter afhankelijk van de combinatie van alle klinische en paraklinische gegevens. De toekomstige identificatie van specifiekere biomarkers of genetische tests die zich richten op de modificerende genen van ARD zou een belangrijke diagnostische en prognostische vooruitgang zijn.
6. Behandeling en Prognose
Het beheer van alopecia bij verdunde vachten is voornamelijk symptomatisch, gezien het gebrek aan curatieve behandeling voor deze genetische aandoening.
6.1. Algemene Beheersprincipes
Er bestaat momenteel geen behandeling die het onderliggende genetische defect in ARD kan corrigeren of de structuur en functie van de haarfollikels in de verdunde vachtgebieden kan herstellen. De structurele afwijkingen van de haarfollikels en haarstaven veroorzaakt door het pigmentdefect worden als permanent beschouwd.
Daarom streeft de therapeutische behandeling van ARD verschillende doelen na:
- Beheer van de geassocieerde huidsymptomen, zoals droogheid, schilfering en jeuk (indien aanwezig).
- Verbetering, voor zover mogelijk, van de kwaliteit van de resterende huid en vacht.
- Actief voorkomen en effectief behandelen van secundaire huidinfecties, met name bacteriële pyodermieën.
- Een goede levenskwaliteit voor de getroffen hond behouden.
6.2. Symptomatische Behandelingen
Topische zorg : Het regelmatig gebruik van geschikte topische producten is de hoeksteen van het beheer van ARD.
- Kératomodulerende en verzachtende shampoos : Deze shampoos worden gebruikt om de keratoseborreïsche toestand (schilfering, overmatig talg of droogheid) onder controle te houden en een adequate hydratatie van de huid en vacht te behouden. Actieve ingrediënten zoals benzoylperoxide kunnen nuttig zijn vanwege hun ontvettings-, antibacteriële en comedolytische werking, met name in aanwezigheid van folliculitis of comedonen. Andere middelen zoals zwavel, salicylzuur of verschillende hydraterende en verzachtende middelen (ureum, glycerol, colloïdale haver, plantaardige oliën) kunnen ook gunstig zijn, afhankelijk van het specifieke klinische beeld.
- Antiseptische shampoos : Het gebruik van shampoos met antiseptische middelen, zoals chloorhexidine (in concentraties van 2% tot 4%), is essentieel voor het langetermijnbeheer en de preventie van secundaire bacteriële pyodermieën, die een veelvoorkomende complicatie zijn. De frequentie van antiseptische baden moet worden aangepast aan de ernst van de infecties en kan variëren van een tot meerdere keren per week in de acute fase, om vervolgens te worden verminderd in de onderhoudsfase.
Beheer van bacteriële superinfecties : In geval van bevestigde bacteriële pyodermie (folliculitis, furunculose), vooral als deze diep, uitgebreid of recidiverend is, is vaak systemische antibioticatherapie onmisbaar. Eerste keuze antibiotica, zoals cefalexine of de combinatie amoxicilline-clavulaanzuur, worden over het algemeen voorgeschreven voor een periode van 3 tot 6 weken, of ten minste een week na klinische genezing van de laesies. In het geval van chronische of refractaire infecties is het sterk aanbevolen een bacteriecultuur met antibiogram uit te voeren op monsters van intacte pustules of huidbiopsieën om de keuze van het meest geschikte antibioticum te sturen en de ontwikkeling van bacteriële resistentie te beperken.
6.4. Langdurige Prognose
De levensverwachting van honden met kleurverdunde alopecia is uitstekend. ARD is een puur dermatologische aandoening die de levensverwachting of de algemene gezondheidstoestand van het dier niet beïnvloedt, behalve wat betreft de huidmanifestaties.
De prognose voor haargroei is echter gereserveerd tot slecht. Alopecia is meestal progressief en heeft de neiging permanent te worden op verdunde gekleurde gebieden. Significant en duurzaam haarherstel wordt zelden waargenomen, zelfs niet met diverse symptomatische of aanvullende therapeutische benaderingen.
6.5. Langdurige Complicaties
De langdurige complicaties van ARD zijn voornamelijk dermatologisch van aard:
- Terugkerende bacteriële pyodermieën : Door folliculaire dysplasie, keratinisatiestoornissen en de verstoring van de huidbarrière zijn honden met ARD zeer vatbaar voor herhaalde bacteriële huidinfecties (folliculitis, furunculosis). Deze infecties kunnen herhaalde antimicrobiële behandelingen vereisen, of zelfs een continue lokale antiseptische behandeling op lange termijn om hun frequentie en ernst te beperken.
- Verhoogd risico op huidkanker : Hoewel er nog steeds robuuste epidemiologische gegevens ontbreken, is gesuggereerd dat het chronisch verlies van de door de vacht geboden bescherming en de verhoogde blootstelling aan ultraviolette (UV) straling het risico op het ontwikkelen van huidtumoren, vooral plaveiselcelcarcinoom, kan verhogen. Een geval van plaveiselcelcarcinoom dat zich ontwikkelde op alopetische gebieden van een hond met ARD is in de literatuur beschreven. Uit voorzorg kan een zonnebescherming (vermijden van langdurige blootstelling tijdens de piekuren van zonlicht, gebruik van beschermende kleding of geschikte zonnebrandmiddelen voor honden) worden aanbevolen voor dieren met uitgebreide alopecia.
6.6. Advies voor Fokkers en Preventie
Gezien de erfelijke aard van ARD, met een autosomaal recessieve overdracht duidelijk gerelateerd aan genvarianten MLPH, is preventie door middel van rigoureuze selectie in de fokkerij de meest effectieve strategie om de incidentie van deze aandoening te verminderen.
- Het wordt ten zeerste aanbevolen honden met ARD niet te gebruiken voor de fok (dat wil zeggen degenen die een genotype MLPH d/d vertonen en die de klinische tekenen van alopecia vertonen).
- De ouders (vader en moeder) van een pup met ARD zijn verplicht dragers van het ‘d’ allel (hetzij heterozygoot D/d, hetzij zelf d/d getroffen). Broers en zussen van een getroffen hond hebben ook een hoge waarschijnlijkheid om drager of getroffen te zijn en moeten genetisch worden getest vóór elke fokpoging.
- Het gebruik van genetische tests voor het D-locus (MLPH) is een waardevol hulpmiddel dat het mogelijk maakt heterozygote dragers (D/d) te identificeren. Deze vertonen geen verdunde vacht (en dus geen ARD), maar kunnen het ‘d’ allel aan hun nakomelingen doorgeven. Door het vermijden van paringen tussen twee dragers (D/d x D/d), of tussen een drager en een d/d individu, kunnen fokkers de geboorte van d/d homozygote pups voorkomen, die dan vatbaar zouden zijn voor het ontwikkelen van ARD.
- De situatie wordt echter gecompliceerd door de onvolledige penetrantie van ARD. Sommige honden met een d/d genotype kunnen geen klinische tekenen van alopecia ontwikkelen (of slechts zeer subtiele tekenen) en toch worden gebruikt voor de fok. Als ze worden gepaard met andere d/d honden of D/d dragers, kunnen ze de aanleg voor ARD doorgeven, vooral als de eventuele ‘beschermende’ modificerende genen niet ook worden doorgegeven of als de omgevingsomstandigheden van hun nakomelingen verschillen. Een optimale selectiestrategie zou idealiter het genotyperen voor het gen MLPH moeten combineren met een strikte fenotypische evaluatie (afwezigheid van klinische ARD bij verdunde honden in de fokkerij en in hun nabije verwanten).
Het langdurige beheer van ARD vormt een bepaalde verbintenis voor de eigenaar, met regelmatige huidverzorging en constante waakzaamheid voor potentiële complicaties. Voor fokkers is preventie door middel van goed geïnformeerde genetische selectie cruciaal. Het bestaan van rassen zoals de Weimarse Staande Hond, die overwegend d/d zijn maar zelden ARD ontwikkelen, is een bijzonder interessante onderzoekslijn. De identificatie van ‘beschermende’ genetische factoren aanwezig bij deze rassen zou op termijn niet alleen de selectiestrategieën kunnen verfijnen, maar ook mogelijk nieuwe perspectieven openen voor de preventie of modulatie van de expressie van ARD bij gevoeliger rassen.
7. Conclusie
Kleurverdunde alopecia (ARD) is een canine genodermatose waarvan het begrip aanzienlijk is verbeterd met de identificatie van de centrale rol van het gen MLPH in de kleurverdunde pelzen en de aanleg voor alopecia. Desondanks onderstreept de aanzienlijke variabiliteit van de klinische expressie, gekenmerkt door een onvolledige penetrantie, de waarschijnlijke betrokkenheid van andere genetische modificerende factoren of omgevingsfactoren, die voor een groot deel nog moeten worden opgehelderd. Deze etiologische complexiteit vormt een uitdaging zowel voor de diagnose als voor het genetische advies.
De diagnose van ARD berust op een rigoureuze multimodale benadering, inclusief anamnese (ras, vachttype, voorgeschiedenis), kenmerkende klinische symptomen (progressieve alopecia op verdunde gebieden, veranderingen in de kwaliteit van de vacht, secundaire huidlaesies), microscopische waarnemingen van het trichogram (aanwezigheid van macromelanosomen), en typische histopathologische laesies (folliculaire dysplasie, melanine aggregaten, folliculaire hyperkeratose). Genetische tests voor varianten van de MLPH bevestigen de aanleg gerelateerd aan de verdunning, maar voorspellen niet de ontwikkeling van alopecia.
Bij afwezigheid van een curatieve behandeling is de aanpak van ARD voornamelijk symptomatisch. Het streeft ernaar het huidcomfort van de hond te verbeteren, de keratinisatiestoornissen te beheersen en infectieuze complicaties, voornamelijk terugkerende bacteriële pyodermieën, te voorkomen of te behandelen. Aanvullende therapieën zoals melatonine, essentiële vetzuren of retinoïden hebben een beperkte of onbevestigde effectiviteit aangetoond voor haarhergroei in deze aandoening.
Preventie, door middel van verantwoorde fokstrategieën inclusief genetische screening van fokdieren voor verdunde allelen van de MLPH en fenotypische selectie, is cruciaal voor het verminderen van de incidentie van ARD in gevoelig rassen.
Toekomstige onderzoeksvooruitzichten zouden zich moeten concentreren op de identificatie en karakterisering van wijzigende genen en omgevingsfactoren die betrokken zijn bij de expressie van ARD. Een beter begrip van deze elementen zou het mogelijk maken de risicobeoordeling voor de ontwikkeling van alopecia bij dragers van het d/d genotype te verfijnen en, potentieel, de weg te openen naar nieuwe gerichte preventieve benaderingen of innovatieve therapeutische interventies om de expressie van deze complexe genodermatose te moduleren.
8. Bibliografische Referenties
- Kim JH, Kang KI, Sohn HJ, Woo GH, Jean YH, Hwang EK. Kleurverdunde alopecia bij honden. J Vet Sci. 2005 Sep;6(3):259-61.
- Perego R, Proverbio D, Roccabianca P, Spada E. Kleurverdunde alopecia in een blauwe Doberman pinscher kruising. Can Vet J. 2009 Mei;50(5):511-4.
- Welle M, Philipp U, Rüfenacht S, Roosje P, Scharfenstein M, Schütz E, Brenig B, Linek M, Mecklenburg L, Grest P, Drögemüller M, Haase B, Leeb T, Drögemüller C. MLPH genotype-melanine fenotype correlatie in verdunde honden. J Hered. 2009;100 Suppl 1:S75-9.
- Lederer R, Dias JFLG, Kagueyama FM, Schmidt MJ, de Oliveira SVA, Pfeifer M, de Castro VSP, Leal MLR. Identificatie van SNV c.-22G > A in het melanophilin gen bij honden met kleurverdunde alopecia in Brazilië. J Vet Diagn Invest. 2021 Nov;33(6):1195-1199.
- Miller WH Jr. Kleurverdunde alopecia bij Doberman pinschers met blauwe of fawn vachtkleuren: een studie naar de incidentie en histopathologie van deze aandoening. Vet Dermatol. 1990;1(3):113-122.
- Dias JFLG, Leal MLR, de Castro VSP, et al. Identificatie van SNP c.-22G>A in het melanophilin gen van een hond met kleurverdunde alopecia. Arq Bras Med Vet Zootec. 2018;70(4):1055-1060.
- Palumbo MIPC, Salzo PS, Giocondo CBS, et al. Plaveiselcelcarcinoom bij een hond met kleurverdunde alopecia. Vet Zootec. 2012;19:507–512.
- Cerqueira A, Laranjo M, Ferreira A, Alexandre N, Rema A, Nunes T. Kleurverdunde alopecia in een Yorkshire terriër. Braz J Vet Pathol. 2022;15(3):80-84.
- Drögemüller C, Philipp U, Haase B, Günzel-Apel AR, Leeb T. Een niet-coderende melanophilin gen (MLPH) SNP bij de splice-donor van exon 1 vertegenwoordigt een kandidaat causale mutatie voor vachtkleurverdunde in honden. J Hered. 2007 Sep-Okt;98(5):468-73.
- Bauer A, Kehl A, Jagannathan V, Leeb T. Een nieuwe MLPH variant in honden met verdunde vachtkleur. Anim Genet. 2018 Feb;49(1):94-97.
- Van Buren SL, Minor KM, Grahn RA, Mickelson JR, Grahn JC, Malvick J, Colangelo JR, Hytönen MK, Lohi H, KGUOF. Een derde MLPH variant die vachtkleurverdunde veroorzaakt in honden. Genes (Basel). 2020 Jun 9;11(6):639.
- Schmutz SM, Moker JS, Clark EG, Shewfelt R. Zwarte haardysplasie, een autosomaal recessieve aandoening bij honden. Can Vet J. 1998 Okt;39(10):644-6.
- Brancalion L, Haase B, Wade CM. Genetica van de pigmentatie van de vacht bij honden: een overzicht. Anim Genet. 2022 Feb;53(1):3-34.
Gerelateerde zoekopdrachten
kale plekken, traag werkende schildklier, symmetrische kaalheid, honden haaruitval, hormonale aandoeningen, bacteriële infectie, idiopathische kaalheid, haren groeien, verschillende oorzaken, onderliggende oorzaak, meest voorkomende oorzaken, dode haren, andere symptomen, exacte oorzaak, kaalheid treedt, hormonale afwijking, genetische aanleg, hormonale huishouding, hond last, nieuwe haren, onderliggende probleem, medische term, eerste instantie, bepaalde rassen, kaalheid, mogelijke oorzaken, terug groeien, oorzaak, andere oorzaken, volledige vacht, huid, vacht, haren, hond, aandoening, symptomen, specifieke plekken, alopecia x, haargroei, gaan krabben, gepaard gaan, ziekte, jeuk, haaruitval, diagnose, ontsteking, dierenarts, geslachtshormonen, veroorzaakt, flanken, hypothyreoïdie, alopecia, buik, behandelen, onderzoeken, haarzakjes, krabben, gewichtstoename, uitvallen, sprake, veranderingen, afwijkingen, stress, last krijgen, achterhalen, parasieten, gevolg, plassen, hyperpigmentatie, onbekend, dekharen, schildklierproblemen, ervoor zorgen, borstelen, tumoren